Emil Cioran werd geboren in 1911 in Rasinari, een klein dorpje in de Roemeense Karpaten. Hij werd opgevoed door een vader die priester was en een moeder die... depressieve neigingen had. Al vanaf zijn jeugd, die hij doorbrengt in Sibiu, kampt hij met slapeloosheid. Toch werkt hij dan al zijn eerste vijf boeken af in zijn moedertaal, het Roemeens. Enkele zijn bundelingen van kleine essay's (gemiddeld één à drie pagina's), andere zijn een verzameling korte gezegdes. De jonge Cioran studeert filosofie in Boekarest, oftewel het 'Kleine Parijs". Productief als hij is, groeit hij er snel uit tot een beroemdheid, naast Mircea Eliade, Constantin Noïca en zijn latere goede vriend Eugène Ionesco (waarmee hij de Prijs voor jonge schrijvers van de koninklijke stichting in 1934 deelt voor zijn eerste boek, Sur les cimes du désespoir.
Cioran wordt beïnvloed door de Duitse romantici, Schopenhauer, Nietzsche en de Lebensphilosophie (Schelling, Bergson), maar ook door de Russen Chestov, Rozanov en Dostoïevski en de Roemeense dichter Eminescu. Zo komt het dat zijn stijl lyrisch en extravert is en zijn overpeinzingen meestal abstract zijn. Dood, wanhoop, eenzaamheid, geschiedenis, muziek, heiligheid en mystiek (Des Larmes et des Saints, 1937) zijn vaak terugkerende thema's in zijn Frans werk. In zijn controveresieel boek La Transfiguration de la Roumanie (1937) sympathiseert hij met de IJzeren Garde en neemt hij zijn land en landgenoten zwaar op de korrel. Hij vergelijkt daarbij de 'kleine naties', die vanuit universeel en geschiedkundig oogpunt verwaarloosbaar zijn zoals Roemenië, met grote naties zoals Frankrijk en Duitsland, naties die hun lot in eigen hand hebben.
In 1936 belandt hij, na twee jaren Duitsland, in Parijs. Hij blijft in het Roemeens verder schrijven tot het midden van de jaren '40 (1943 is het jaar van zijn laatste artikel in het Roemeens, vanaf dan schrijft hij in het Frans). De definitieve breuk komt er in de zomer van 1946, wanneer hij Mallarmé in het Roemeens probeert te vertalen. Hij geeft ineens zijn moedertaal op omdat in Parijs toch niemand Roemeens spreekt en gaat verder in het Frans. Dat mondt, na heel wat bloed, zweet en tranen uit in Précis de Décomposition (1949), de eerste van een serie van tien boeken waarin Cioran zijn obsessies van altijd verder verkent. Iets meer afstandelijk nu, zodat zijn stijl te vergelijken valt met de Griekse sofisten, de Franse moralisten en zelfs de oosterse wijzen, met name boeddhisten. Hij schrijft zijn existentiële hevige verwijten en andere destructieve overwegingen op in een klassiek Frans, dat lijnrecht tegenover de souplesse van de Roemeense taal staat. Hij noemt het zelfs een verplichte dwangbuis, die zijn hevig temperament en dichterlijke vervoering in de weg staat en doet er de komende drie decennia almaar langer over om zijn boeken vol radicale wanhoop af te werken. Intussen isoleert hij zich, samen met zijn vriendin Simone Boué, steeds meer op een minuscule zolderkamer in hartje Parijs. Steeds meer in zichzelf getrokken en steeds verder verwijderd van een wereld die hij verloochent, zowel op historisch vlak (Histoire et Utopie, 1960) als op ontologisch vlak (La Chute dans le temps, 1964). Zijn mensenhaat bereikte het toppunt van subtiliteit (De l'Inconvénient d'être né, 1973), maar ook liet hij af en toe een humanisme vol ironie, bitterheid en gekunsteldheid bewonderen (Exercices d'admiration, 1986; Cahiers, postume publicatie).
Hij mocht Roemenië pas opnieuw binnen na de val van het communistische regime. Pas op zeer late leeftijd kreeg hij erkenning. Uiteindelijk sterft hij in 1995 in Parijs
Nicolas Cavaillès
Uit het Frans vertaald door Elke Vandendriessche